Sportpaarden op een hoog niveau verbranden veel energie. En dus hebben ze een energierijk rantsoen nodig. Voor sportpaarden is het zoeken naar de juiste energiebronnen die de prestatie bevorderen zonder de vertering te verstoren.
Paarden zijn dieren met een bijzonder verteringsstelsel. De ontwikkeling hiervan heeft jaren en jaren geleden plaatsgevonden. Toen liepen paarden grote afstanden en aten onderweg het gras en andere vezelrijke plantmateriaal dat ze tegenkwamen. Zo is het logisch dat de maag maar klein is. Ruwvoer komt geleidelijk binnen en verdwijnt ook vrij snel naar de dunne darm. Een groot opslagvat is niet nodig. En zo is het ook te verklaren dat de maagzuurproductie 24 uur per dag doorgaat, het paard vooral speeksel maakt tijdens kauwbewegingen en de galblaas ontbreekt.
Vet als energiebron
Toch zijn er ook bijzonderheden in het verteringssysteem die minder makkelijk zijn uit te leggen. In de dunne darm heeft het paard een bepaalde, maar beperkte, capaciteit voor de vertering van zetmeel. Oké, het rantsoen was niet zetmeelrijk, dus logisch. Maar de capaciteit voor de vertering van vetten is aanzienlijk, terwijl vet geen groot deel van het rantsoen van paarden uitmaakte. Wel is de stofwisseling en de energievoorziening voor de spiervezels zeer goed in staat vetzuren als brandstof te gebruiken. Deze vetzuren komen behalve uit de vertering van vet in de dunne darm, ook via de fermentatie van de vezels (en omzetting in vluchtige vetzuren) in het lichaam. Kortom, het paard kan vet prima als energiebron gebruiken.
Langdurige of kortdurende inspanning?
Sportpaarden op een hoog niveau verbranden veel energie. En dus hebben ze een energierijk rantsoen nodig. Paardensport is gevarieerd en dus ook de type prestaties die het paard moet leveren. Dit kan een langdurige inspanning zijn, een heel kortdurende krachtinspanning of een combinatie van beiden. De soort energie die spieren nodig hebben, is verschillend. Zo is de verbranding van vetzuren een uitstekende manier om een inspanning lang vol te houden. Maar moet het paard een grote krachtinspanning leveren, dan hebben de spieren snel bruikbare energie nodig. De omzetting van vetzuren in energie gaat daarvoor te traag. Het paard maakt dan aanspraak op zijn glycogeenvoorraad (glucose) in het spierweefsel.
Energie uit ruwvoer
Per sportdiscipline kan een andere energiebron nodig zijn. Natuurlijk is ruwvoer altijd de basis. Ruwvoer levert vluchtige vetzuren op in de darmflora. De spieren en de stofwisseling van het paard gebruiken deze vetzuren direct als energiebron, maar ze kunnen ze ook als vet opslaan. Sommige vluchtige vetzuurtypen kunnen zelfs omgezet worden in glucose. Dat laatste is interessant om de hoeveelheid zetmeelrijk krachtvoer te beperken en door middel van de juiste type vezels te voeren toch de glucosevoorraad op peil te houden.
Energie uit krachtvoer
Naast ruwvoer hebben de meeste (top)sportpaarden krachtvoer nodig. Krachtvoer levert praktisch altijd zetmeel en suikers als belangrijkste energiebron en maar een heel klein deel vetten. Zetmeel en suikers zijn voor sportpaarden een prima energiebron. Maar omdat de verteerbaarheid van zetmeel een beetje beperkt is, moet je wel rekening houden met de dosering. En het paard moet de hoeveelheid energie wel nodig hebben. Als het paard van het krachtvoer té explosief en onhanteerbaar wordt, geef dan een vetrijk krachtvoer met een laag zetmeel- en suikergehalte. Het paard krijgt dan wel energie, maar wordt niet te heet.
Krachtvoer is niet altijd nodig
Om het juiste krachtvoer te kiezen voor je paard, is kennis nodig van de behoefte van het paard en de discipline. Heel veel paarden leveren een prestatie die weliswaar energie kost, maar die met een extra hoeveelheid ruwvoer prima is aan te leveren. Krachtvoer is dan niet nodig. Heeft het paard echt energie nodig voor een krachtinspanning, zoals een hoge snelheid of veel springen, voer dan krachtvoer of granen als aanvulling. Voor dressuursport is de inspanning voor kracht en duur relatief beperkt. Ruwvoer is een uitstekende basis. Krachtvoer kan handig zijn omdat het paard meer temperament en looplust krijgt. Houd de dosering beperkt om te voorkomen dat het paard te heet wordt of te dik. Kies een krachtvoer met niet meer dan gemiddelde waarden voor zetmeel en suikers.
krachtvoergehalten | laag | gemiddeld | hoog |
zetmeel & suiker | <20% | 30-32% | >35% |
ruw vet | <4% | 4-6% | >8% |
Dat is niet helemaal waar, dat krachtvoer de enige energie bron is. Na inspanning is dat Glycogeen en dat komt uit melkzuur. Melkzuur komt vrij na verbranding van suikers (energie) in de spieren. Dat wordt (als het systeem goed werkt) in spiersuiker (glycogeen) omgezet ( in rust op de spieren, in werk in de lever). Dus de eerste energie komt niet uit het voer maar uit melkzuur. Dus paarden met een lage lactaat (melkzuur) waarden in het bloed, zijn niet verzuurd.