Het spreekt voor zich dat wij – Schelstraete Equine Law – als een in de Internationale Hippische Sport gespecialiseerd advocatenkantoor in de afgelopen decennia veel ervaring hebben opgedaan met de keuring van sportpaarden zowel naar Nederlands als naar buitenlands model. In het buitenland staat de keuring bekend als de PPE, oftewel Pre Purchase Examination.
Het moet van het hart dat het er allemaal niet eenvoudiger op geworden is. Voortdurend blijken de keuringen onderwerp van discussie in zelfs civiele procedures. De huidige opzet laat vaak veel onduidelijkheid bestaan en meer en meer verkopen gaan niet door omdat de keurende dierenarts bemerkingen plaatst waarin de koper aanleiding ziet om af te haken. De verkoper blijft dan gedesillusioneerd achter met een paard waaraan volgens hem niets mankeert omdat het op niveau presteert en geen kreupelheden of anderszins problemen vertoont. Zo’n verkoper investeert veelal jaren in een paard en ziet een verkoopopbrengst op onterechte gronden aan zijn neus voorbij gaan.
Persoonlijk ben ik van mening, en daar maak ik geen geheim van, dat een bekwame dierenarts al bij het uitladen van het paard bij de eerste stappen kan horen en zien of er daadwerkelijke klinische problemen zijn. Wanneer daaropvolgend de klinische keuring plaatsvindt kan een bekwame dierenarts al erg veel uitsluiten of vaststellen; het klinisch onderdeel blijft immers een van de belangrijkste onderdelen van de keuring.
Waarom een keuring?
De vraag is voorafgaand: ‘Waarom een veterinaire keuring van paarden?’
Wanneer je de diverse sites van de in Nederland aanwezige dierenartsenpraktijken bezoekt kom je diverse aanprijzingen tegen zoals;
1. ‘Voor een keuring wordt uitgebreid de gezondheid van het paard beoordeeld en er wordt gekeken of dit met het gebruiksdoel op één lijn ligt. Hierbij zal er een risicoanalyse gemaakt worden waarbij het uiteindelijke doel van het paard in het oog gehouden wordt.’
2. ‘Als je een paard gekocht hebt, sluit je veel risico uit door deze te laten keuren door een dierenarts. Dit voorkomt veel narigheid achteraf als blijkt dat het paard iets mankeert. In de emotie tijdens het kopen lijken veel kleine zaken namelijk onbelangrijker dan dat ze in werkelijkheid kunnen zijn.’
3. ‘Een paard is een kostbaar bezit, dat start met de aanschaf van het dier. Zelden gaat de aanschaf gepaard met niet-goed-geld-terug-garantie. Het is daarom erg belangrijk dat u het paard zo goed mogelijk laat onderzoeken door middel van een keuring voor u tot koop overgaat. Paardenprofessionals kunnen u helpen met bijvoorbeeld de afstamming, capaciteit en aanleg van het paard. De dierenarts is als enige in staat om een beeld te schetsen over de gezondheidstoestand en de conditie van het paard. Deze informatie is essentieel om te beoordelen of het paard een goede investering is.’
4. ‘Naast het geven van een goede, onafhankelijke inschatting wat betreft de huidige gezondheidsstatus van het paard behoort ook een risicoanalyse voor toekomstig gebruik bij de eindbeoordeling van iedere keuring.’
Wij als juristen benaderen de importantie van een keuring anders. Het is immers veelal een aan- of verkoop van een paard in het kader waarvan de koper een keuring wenst. Normaliter komen verkoper en koper een gebruiksdoel van het paard overeen en is het aan de koper om in het kader van zijn ‘onderzoeksplicht’ een onderzoek in te stellen naar de geschiktheid van zo’n paard in relatie tot het gebruiksdoel. Omdat kopers veelal geen veterinaire achtergrond hebben, laten zij zich bijstaan door een dierenarts van hun keuze. Deze krijgt dan de opdracht om de ‘geschiktheid van het paard om dit doel te realiseren’ te beoordelen. De verkoper hoeft daarbij niet machteloos toe te zien dat de keuring ontaardt in een zoektocht naar welke abnormality dan ook enzovoort enzovoort. Om een voorbeeld te noemen: een merrie die wordt verkocht als 1,50 m.-springpaard en ook door de koper als zodanig ingezet wordt, hoeft niet door de dierenarts tijdens de keuring aan een gynaecologisch onderzoek onderworpen te worden. De verkoper doet er dan ook verstandig aan te voren één en ander vast te leggen.
Risico-inschatting
Uit het bovenstaande blijkt dat de beoordeling van veterinaire bezwaren in relatie tot het gebruiksdoel bepalend dient te zijn. Alhoewel het een momentopname betreft is het uiteraard ook de bedoeling dat de dierenarts een zodanig onderzoek verricht dat inzicht wordt verkregen of er daadwerkelijk veterinaire risico’s zijn welke het overeengekomen gebruik negatief kunnen beïnvloeden en zo ja, wat hieraan gedaan kan worden (denk bijvoorbeeld aan het management). Een risico-inschatting derhalve.
Iedereen begrijpt dat, zoals bij mensen ook het geval is, het (arbeids-)leven van een paard niet oneindig is. Maar er zijn ontzettend veel mensen en paarden die onverlet enige afwijkende ‘beeldvorming’ naar behoren kunnen functioneren en zelfs op niveau presteren. Het gaat dan niet aan om bij beeldvorming/röntgenologisch onderzoek in afwijkingen van ideaalbeelden aanleiding te zien een koopovereenkomst te cancellen.
Geen duidelijke conclusie
Dat dit naar mijn beleving veel te vaak gebeurt komt door de enorme groei in het aanbod van beeldvorming zijdens de ontwikkelingen binnen de dierenartsenpraktijken. Wat je vaak ziet is dat na vele tientallen röntgenfoto’s, echo’s en zelfs MRI’s of CT’s de dierenarts in het eindrapport alle bevindingen opsomt zonder een voor een koper duidelijke conclusie aan deze bevindingen te verbinden. Een koper die niet vaker met dit bijltje hakt, haakt dan snel af. Hij kan het niet overzien en ziet allerlei beren op de weg.
Ik vind dit een absoluut ongewenste ontwikkeling. Het lijkt af en toe wel een verdienmodel om een paard meermaals te moeten onderzoeken, dan wel risico-uitsluitingen te kunnen of durven geven. Daarnaast blijft een belangrijk gegeven hoe relevant bepaalde (radiologische) bevindingen zijn ten opzichte van het klinisch beeld dat het paard laat zien.
Slechts constateringen
Wanneer de keurende dierenarts alleen maar kan refereren aan beeldvorming en de koper/klant geen advies kan of wil verstrekken, begrijpt hij mijn inziens de bedoeling van de keuring niet. Vroeger kwam je vaak termen tegen als ‘positief’ of ‘negatief aankoopadvies’. Tegenwoordig zie je steeds vaker slechts de constateringen zonder dat de koper wordt uitgelegd dat de dierenarts nu wel of geen bezwaren ziet hetzij een opmerking plaatst dat het paard kan functioneren doch waarschijnlijk (periodiek) onderhoud nodig heeft.
Daarnaast is tevens het Register Erkend Keuringsdierenarts voor het Paard bij een ieder wel bekend; een register waarin dierenartsen worden opgenomen welke worden getoetst. Over de Erkende Keuringsdierenartsen voor het Paard wordt beschreven dat gaat het om een constante, zeer hoge en uniforme kwaliteit bij het keuren van paarden. Uniformiteit is iets wat naar mijn mening steeds meer ontbreekt gezien de grote verschillen in interpretatie van radiologische bevindingen, denk bijvoorbeeld aan ECVM. Deze ‘non-uniformity’ wordt versterkt door de huidige ontwikkelingen van mogelijkheden binnen de beeldvorming; er is immers steeds meer zichtbaar.
Hoe kan het anders?
Ten eerste door als keurende dierenarts duidelijk af te stemmen welk gebruiksdoel koper en verkoper gezamenlijk voor ogen hebben en welke onderzoeken de dierenarts denkt nodig te hebben om (on)geschiktheid voor dit doel vast te stellen. Daarbij verdient het aanbeveling dat de dierenarts met de verkoper de (veterinaire) voorgeschiedenis doorneemt en een zogenaamde ‘statement by seller’ wordt ingevuld en ondertekend. De dierenarts gaat dan aan de slag en doet een uitgebreid klinisch onderzoek inclusief het beoordelen van het paard tijdens het werk.
Vervolgens neemt de dierenarts bloedmonsters af voor dopingonderzoek (met een zero tolerance in geval van doping) en waarbij de FEI A en B SAMPLE kits of identiek worden gebruikt. Zonder immer te weten of het paard was gedrogeerd kan een klinisch onderzoek niet afgerond worden geacht.
Aansluitend de aanvullende beeldvorming. Slechts die bemerkingen voorkomende op de radiologische beeldvorming kunnen en mogen aanleiding zijn voor dierenartsen om een negatief advies te geven, indien deze naar algemene veterinaire opvattingen klinische relevantie hebben of op korte termijn problemen kunnen veroorzaken zonder dat deze bij normaal management verholpen kunnen worden. Is dat alles niet het geval dan dient de keurende dierenarts zich van een volledig negatief advies te onthouden. Dit uitgangspunt zouden de verkoper en koper contractueel dienen vast te leggen.
In het geval er dan toch problemen ontstaan rondom de keuring heeft het de voorkeur dit aan een arbitragecommissie van ter zake deskundigen voor te leggen in plaats van aan de civiel rechter. Ook dit dienen partijen contractueel vast te leggen.
Tot slot denk ik dat het belangrijk is om (opnieuw) keuringsstandaarden te ontwikkelen, met name met betrekking tot de beeldvorming, zodat dierenartsen zich aan deze uniformiteit kunnen conformeren.
Conclusie
Zoals bovenstaand beschreven, is het keuringsmoment en -rapport niet enkel veterinair, maar juist ook zeer juridisch van aard. Daarom ben ik van mening dat voor een gunstige ontwikkeling binnen de keuringsstandaarden het van belang is om dit door zowel veterinaire specialisten als juridische specialisten te laten gebeuren. Immers is een synergie tussen de hippische veterinaire wereld en de hippische juridische wereld steeds meer gewenst.
In de Paardenkrant nr.44 staat een speciaal dossier over de aankoopkeuring, met meer informatie van dierenartsen en handelaren. Bestel ‘m snel!