Het is elke morgen weer een feest als de paarden de wei in gaan. Heerlijk rollen, spelen met vrienden, af en toe een sprintje trekken, maar bovenal natuurlijk gras eten. Hoeveel gras eet een paard eigenlijk en wat zijn de verschillen tussen grassoorten? Een aantal interessante gras-feiten op een rij.
1. Hoeveel gras eet een paard per dag?
Een paard dat onbeperkt gras kan eten, eet gemiddeld 2 à 2,5 kg DS (droge stof) per 100 kg lichaamsgewicht per 24 uur. Voor een paard van 600 kg is dat ongeveer 75 kg gras bestaande uit 12 kg droge stof en 63 liter water. Maar, een paard eet deze hoeveelheid niet netjes over de dag verdeeld. En veel paarden staan ’s nachts op stal. Een paard dat net in de wei komt, eet in de eerste uren veel meer per uur dan in de uren erna. Hou hier dus rekening mee als je paard alleen een beperkte hoeveelheid mag eten. Een graasmasker kan in dat geval een betere keuze zijn dan het beperken van de graastijd.
2. Te veel of te weinig?
Onbeperkt weidegang, is dat te veel of juist te weinig? Dat is erg lastig te zeggen. Dit hangt namelijk van de samenstelling van de weide en van de behoefte van het paard af. Voor een melkgevende merrie zal 24/7 in een wei – met volop bladrijk gras – ongeveer haar energiebehoefte dekken en haar voorzien in 175% van haar eiwitbehoefte. Diezelfde 24/7 weidegang zal bij een volwassen paard op onderhoud twee keer zoveel energie geven dan dat hij nodig heeft. Deze getallen zijn natuurlijk slechts gemiddelden, maar geven wel een indicatie van de mogelijke verschillen. In werkelijkheid zit er veel variatie in zowel de voederwaarde van het gras als de behoefte van het paard. In een kort begraasde, onbemeste weide lukt het misschien niet om echt onbeperkt te eten, simpelweg omdat er niet zoveel staat. Bovendien maakt het ook uit of het gras bladrijk is of al bijna uitgebloeid. Daarnaast zijn ook de grassoorten bepalend voor de voederwaarde van de weide. Je moet daarom altijd de conditie van het paard in de gaten houden.
3. Gemengde salade
![](https://paardenvoerplein.nl/wp-content/uploads/2020/07/101207997_ABFweb.jpg)
Paarden hebben de voorkeur voor een mengsel van verschillende grassoorten. Het voordeel van zo’n mengsel van grassoorten is dat de weide beter bestand is tegen verschillende weersomstandigheden zoals droogte. Een weiland hoeft niet alleen uit gras te bestaan. Wat klaver of luzerne kan de opbrengst verhogen en is zeer smakelijk. Let er wel op dat de weide niet té eiwitrijk wordt. Er zijn ook andere planten die lekker zijn, een positief gezondheidseffect kunnen hebben of gewoon goed zijn voor de biodiversiteit. Paardenbloemen worden bijvoorbeeld erg graag gegeten. Uit onderzoek bij koeien is gebleken dat de voeropbrengst pas minder wordt wanneer er meer dan 25% paardenbloem in het gras zit.
4. Smaakverschil tussen paarden
Niet alle grassoorten zijn even lekker voor paarden. Hier is niet veel onderzoek naar gedaan, maar een aantal studies laten zien dat paarden Veldbeemdgras, Timotheegras en Beemdlangbloem erg lekker vinden. Raaigrassen eten ze ook graag, maar is niet altijd favoriet. Hoewel Kropaar niet vies is, blijkt dat mengsels met meer dan 30% hiervan minder graag wordt gegeten. Er zijn ook grassoorten die paarden niet lekker vinden. Een voorbeeld hiervan is gestreepte witbol, die naarmate hij ouder wordt minder lekker smaakt. Glanshaver – dat ook wel Frans Raaigras wordt genoemd, maar eigenlijk geen Raaigras is – wordt ook niet altijd goed gegeten. Net als bij mensen, verschillen smaken ook tussen paarden.
5. Jong versus oud gras
Net zo belangrijk – of misschien wel nog belangrijker voor de smaak van het gras – is het groeistadium. Gras met veel blaadjes is veel smakelijker dan gras dat in de bloei staat. Het eerste bevat meer suikers, terwijl de tweede juist meer vezels bevat. Je ziet vaak dat paarden lang gras laten staan en steeds weer terugkeren naar de korte stukjes. Dat laatste kan een probleem worden voor paarden die vatbaar zijn voor hoefbevangenheid.
6. Welk grassoort kun je het beste gebruiken?
Welk grasmengsel geschikt is, hangt af van het doel van de wei. Een weide voor drachtige en melkgevende merries of voor de opfok van jonge paarden, moet vooral voedzame soorten bevatten. Een weide die vooral bedoeld is om paarden naar buiten te kunnen laten en intensief wordt gebruikt of waarin zelfs wordt gereden, moet een stevige zode hebben. Een zode die goed bestand is tegen betreden en waar de kluiten niet zo snel losschieten. De voederwaarde is dan minder belangrijk, omdat paarden het gras tijdens het grazen heel kort ‘afsnijden’. Het gras moet hierdoor een laag groeipunt hebben om goed te kunnen herstellen. Verschillende grassoorten en -rassen hebben elk hun eigen sterke punten met betrekking tot voederwaarde of zodevorming. Je graszaadleverancier kan je hierover adviseren.
7. Tongetjes en oortjes
Het valt niet altijd mee om de verschillende grassoorten te herkennen. Als ze bloeien gaat het nog wel, hoewel er ook dan soorten zijn die op elkaar lijken. Maar wat als er geen bloem te bekennen is? Experts kijken dan naar de tongetjes en de oortjes. Deze kun je vinden op de overgang van stengel naar blad. Bovenop het blad tegen de stengel ligt een vliesje dat het tongetje wordt genoemd en vaak heeft een blad aan de onderkant twee slippen die van het blad afwijzen, de oortjes. De tongetjes en oortjes zijn bij elke grassoort anders van vorm. Daarnaast kan een blad gevouwen zijn of opgerold. Een makkelijk te herkennen grassoort is gestreepte witbol. Dit gras is zacht behaard en heeft paarse streepjes aan de voet van de plant, alsof het een pyjamabroek aanheeft. Kweekgras is juist te herkennen aan de harde puntige ondergrondse uitlopers.
8. Groeidip
In het voorjaar groeit gras het snelst en maakt daarbij veel blad. Daarna volgt er in de zomer een groeidip, omdat de plant zijn energie stopt in bloeien in plaats van groeien. In het najaar volgt dan weer een groeifase, maar deze is wat minder sterk dan in het voorjaar. Niet alle grassoorten en grasrassen hebben de dip op dezelfde tijd. Door een mengsel van verschillende soorten of rassen te zaaien kan de groeidip gespreid worden. Tropische grassoorten kennen deze groeidip niet en groeien juist het hardst in de zomer. Helaas zijn zij niet vorstbestendig en daardoor niet geschikt voor Nederlandse bodem.