Elke fokker wil graag gezonde merries en mooie veulentjes in de wei hebben staan. Maar soms gaat het mis en aborteert de merrie, of wordt er een dood of verzwakt veulen geboren. Eén van de meest voorkomende oorzaken van abortus bij drachtige merries is rhinopneumonie.
Rhinopneumonie is een besmettelijke infectie, veroorzaakt door het Equine herpesvirus EHV-1 en EHV-4. 80 tot 90 procent van de paarden komt vóór de leeftijd van twee jaar al in contact met het virus! Dit zorgt ervoor dat bijna alle paarden in Nederland drager zijn van dit virus, zonder symptomen te vertonen. Na infectie blijft dit virus immers levenslang slapend aanwezig in het paard. U kunt dit vergelijken met het herpesvirus dat een koortslip veroorzaakt bij mensen. Overdracht van EHV gebeurt door direct contact met de neusvloei van een besmet paard, door indirect contact (via de mens, materiaal) of op korte afstand via de lucht. Als gevolg van stress of een periode van vermoeidheid (bijvoorbeeld bij transport, zware inspanning) kan het virus gereactiveerd worden waardoor er opnieuw uitscheiding en verspreiding van virus naar andere paarden is. Dit verklaart de plotselinge uitbraken en maakt de bestrijding van rhinopneumonie zo moeilijk.
Rhinopneumonie en abortus bij merries
EHV-1 is één van de meest voorkomende infectieuze oorzaak van abortus bij drachtige merries. Ofwel passeert het virus de placenta, komt terecht in de bloedbaan van het ongeboren veulen, gaat zich vermeerderen in de organen en doodt zo het veulen. Ofwel veroorzaakt het virus zoveel schade aan de baarmoeder en de placenta waardoor de placenta loslaat en het veulen wordt afgedreven. Geïnfecteerde veulens kunnen ook levend geboren worden. Deze dummy veulens sterven meestal binnen enkele dagen door ernstige schade aan de longen en andere organen.
Abortus treedt gewoonlijk op in het derde trimester van de dracht. Meestal zijn er op voorhand geen symptomen te merken bij de merrie. Let op: de merrie kan al enkele dagen tot meerdere weken voordien besmet zijn met EHV. Bijvoorbeeld: een merrie wordt in de winter besmet via contact met een geïnfecteerd veulen met luchtwegaandoeningen. Deze merrie kan in de lente, dus twee tot drie maanden later, aborteren. Haar drachtige buurvrouw kan door de abortus van deze merrie ook besmet raken en enkele dagen later al aborteren. Een reactivatie van slapend virus kan ook steeds aan de basis liggen van een uitbraak.
Preventie
Stalmanagement en vaccinatie spelen een belangrijke rol bij preventie. Hygiënemaatregelen op stal beperken de mogelijke overdracht van rhinopneumonie via indirect contact. Zoals eerder aangegeven wordt het aangeraden om de sport-, fok- en jonge paarden gescheiden te houden van elkaar. Per groep paarden eigen stalmateriaal gebruiken beperkt het risico op besmetting tussen de verschillende groepen paarden.
In het geval van abortus zijn strikte hygiënemaatregelen essentieel: de foetus, het vruchtwater, de nageboorte en vaginale uitvloei zitten immers vol met virus.
Alhoewel vaccinatie geen honderd procent bescherming biedt, zal een gevaccineerd paard minder symptomen vertonen bij ziekte. Gevaccineerde paarden scheiden minder virus uit, waardoor de verspreiding en besmetting naar andere paarden vermindert. Het vaccineren van de hele stal zorgt voor groepsimmuniteit omdat de infectiedruk lager is.
Vaccinatie tegen rhinopneumonie gebeurt steeds met geïnactiveerde vaccins. Dit wil zeggen dat het vaccin geen aanleiding kan geven tot abortus. Entreacties zijn mogelijk, maar meestal mild en van voorbijgaande aard. Vaccinatie verkleint sterk het risico op abortus bij drachtige merries (tot 80%) Om een goede bescherming te verkrijgen moeten fokmerries drie keer gevaccineerd worden tijdens de dracht. Uw dierenarts geeft u graag meer advies!
Meer weten?
Wil je meer weten over rhino? Neem dan een kijkje op www.rhinobijpaarden.nl of beluister de Zoetis Podcast rhinopneumonie op Spotify Zoetis Nederland.